Watervogels
Nederland is vogelvriendelijk waterland. Een eldorado voor vogels die op en bij het water leven. Watervogels die wij een veilig plekje geven. Je ziet ze hier nog, in het groot en in het klein. In ons waterlandje mogen zij gelukkig zijn. Watervogels kunnen zwemmen. Velen van hen hebben zwemvliezen tussen de tenen. Sommigen moeten het met flapjes aan hun tenen doen. Er zijn er ook die noch zwemvliezen noch flapjes hebben, maar toch kunnen zwemmen. De meeste watervogels hebben een waterdicht verenpak. Ze hebben vlak bij de staart een stuitklier waar olie in geproduceerd wordt. Daarmee maken zij hun verenpak waterdicht. Om het zwemmen over de oppervlakte van het water te vergemakkelijken staan de poten van veel watervogels achteraan op hun lijf. Daarom kunnen ze op het land niet zo goed lopen. Waggelen wordt het genoemd wat zij dan doen… Hun levenswijze is boeiend. Mooi zijn ze allemaal: Mandarijneendjes
Meneer en...
mevrouw mandarijneend. Deze wondermooie eendjes horen bij de boomeenden. Zij broeden n.l. hoog in een boom in een holte. Oude spechtennesten worden er wel voor gebruikt. Het vrouwtje legt veel eieren, soms wel 15 of nog meer. Een maand moet ze de eieren bebroeden. Als ze het nest even verlaat om een hapje te eten en wat te drinken, bedekt ze de eieren met donsveertjes die ze uit haar eigen borst heeft geplukt. Na het uitkomen blijven de kleintjes nog een paar dagen in het nest. Dan moeten ze het nest verlaten. Oeps… Hoe moet dat dan als je zo hoog in een boom zit en nog niet kunt vliegen? Krijgen ze een lift van papa of mama? Nee, ze worden gewoon uit het nest geduwd en landen in het zachte gras! Dan gaan ze al vrij gauw zwemmen en naar voedsel zoeken. Mandarijneendjes leven van grassen, waterplanten en toevallig aanwezige ongewervelde diertjes zoals insecten en wormen. Wilde eend
Dit is de meest voorkomende eendensoort in Nederland. Ze kunnen zeer snel vliegen. Ze horen zelfs bij de snelst vliegende vogels. Omdat ze lucht tussen hun donsveertjes vasthouden kunnen ze ook goed drijven op het water. Overdag zie ik vaak slapende eenden. Met hun kopje verstopt in de veren zie ik ze dan aan de waterkant zitten. Dat is geen wonder, want vooral ’s nachts zoeken ze naar voedsel. Soms zie je eenden grondelen. Met hun kop onder water zoeken ze naar voedsel. Dan gaan ze met hun snavel over de bodem (grond) en proberen daar de aanwezige diertjes te pakken te krijgen om ze op te smikkelen. Maar het grootste deel van het jaar zijn eenden toch vegetariërs. Een woerd (mannetje) heeft een eigenaardige manier om aan te duiden dat hij verliefd is op een vrouwtje. Dan gooit hij met zijn snavel waterdruppels in de richting van zijn uitverkorene. De vrouwtjes leggen een groot aantal eieren en dat is maar goed ook, want veel jonge eendjes worden opgegeten door rovers. Het vrouwtje heeft een goede schutkleur en valt niet op als ze zit te broeden. De woerd bemoeit er zich verder niet veel meer mee. Als zijn uitverkorene ongeveer een week gebroed heeft gaat hij er vandoor. Zal hij z’n eigen jonkies nog ooit zien? Het is te hopen, want dat zijn mooie donzige schatteboutjes.
Dit is mevrouw
wilde eend.
De drie kinderen van deze moedereend
zijn al flink gegroeid.
Ze lijken sprekend op mama.
Fuut
Een leuke naam heb jij gekregen: Fuut Futen verblijven meestal op het water. Ze kunnen goed zwemmen. Toch hebben ze geen zwemvliezen. Maar hun verenpak is goed aangepast aan hun leefwijze. Het is een waterdicht verenkleed met wel 20 000 veren. Ze hebben dikke witte onderveren. In het verleden is er wel op futen gejaagd om die witte onderveren. Men maakte er o.a. warme moffen van. De witte donsveren werden ook wel gebruikt om hoeden op te sieren. Sinds de mensen dat niet meer doen gaat het goed met de futen. Ze verzorgen hun verenkleed goed. Als daarbij veren loslaten, slikken ze die in om hun spijsvertering te bevorderen. Het zijn goede duikers. Gelukkig maar, want onder water vinden zij hun voedsel. Als ze honger hebben drukken ze hun bovenveren zo plat mogelijk tegen hun lijf, duiken onder water en achtervolgen dan pijlsnel vissen en andere waterdiertjes. Planten eten ze ook wel eens op. Vliegen doen ze niet graag. Bij gevaar duiken ze onder water. Om een vrouwtje het hof te maken stijgt het mannetje verticaal uit het water en draait dan op het wateroppervlak rond. Ze kunnen trompetterende, grommende, kreunende, blaffende en schelle geluiden maken. Mannetje en vrouwtje maken samen een drijvend nest van waterplanten. Ze verankeren dat aan planten in de buurt. Samen zorgen ze ook voor hun jongen. Om hen tegen rovers te beschermen mogen de kleintjes meeliften op de rug van de oudervogels. Als die onderduiken lukt het de kleintjes om op de rug te blijven zitten. Na 10 weken kunnen de jonge futen zelfstandig door het leven gaan.
Fuut met jongen. Dodaars![]()
Is dat daar een klein fuutje? Ja! Het is een dodaars. Het is de kleinste futensoort. Het zijn schuwe vogels. Ze duiken veel onder water. Kleine visjes en andere waterdiertjes proberen ze dan te vangen. Waterplantjes lusten ze ook wel. Zoals andere futensoorten eten dodaars hun eigen losgelaten veren op en ze voeren ze ook aan hun jongen. Heel bijzonder is dat het mannetje en het vrouwtje er hetzelfde uitzien en… ook hetzelfde liedje zingen. Het lijkt op een hinnikende triller: bi-bi-bi-bi. Soms zingen ze tweestemmig. Het is een mooie vertoning als ze elkaar het hof maken. Tegenover elkaar zittend op het water zingen zij dan hun indrukwekkende duet. Het mannetje biedt het vrouwtje dan een sliertje waterplant aan. Hun drijvende, maar wel goed verankerde nest wordt van rottende waterplanten gemaakt. Bij gevaar worden de eieren of jongen gecamoufleerd met nestmateriaal. De oudervogels hebben bij gevaar nog een leuke truc: Ze zakken dan onder water tot alleen hun kopje er nog maar bovenuitkomt. Zo kunnen ze nog bekijken wat er allemaal gebeurt.
Meerkoet
Meerkoetjes kunnen beter op het water lopen als op het land. Als ze vanuit het water willen gaan vliegen, rennen ze eerst over het water om beter op te kunnen stijgen. Ook als ze in gevaar zijn spurten ze weg over het water. Ze kunnen wel duiken, want op die manier zoeken ze naar voedsel Onder water zoeken ze naar waterplanten en waterdiertjes. In de lente zijn het fanatieke verdedigers van hun territorium. Als een andere meerkoet zich daar in waagt vallen ze die met omhoog gerichte vleugelveren en watergetrappel aan. Ze slaken dan schelle strijdkreten. Met een fel gevecht worden de rivalen verjaagd. Futen en meerkoetjes verdragen elkaar wel goed in hetzelfde territorium. Hun nesten zijn soms dicht bij elkaar. Meerkoetjes leggen 5-10 eieren in een nest tussen waterplanten aan de oever.
Ze zorgen goed
voor hun kindjes.
Beide ouders begeleiden de kleintjes.
Ze verzorgen 2 tot 3 keer per seizoen een nest jongen. Gelukkig maar, want veel jonge meerkoetjes verdwijnen in de hongerige magen van rovers, zoals reigers en snoeken bijvoorbeeld. Waterhoentje
Waterhoentjes hebben groene poten en heel lange tenen. Het zijn moerasvogelpoten. Daarmee kunnen ze goed over waterplanten lopen, zonder al te diep weg te zakken. Ze hebben een kleurrijke snavel: rood met een gele punt. Op het plaatje zie je een opstapeling van stenen die daar aangebracht was om de oevers van het riviertje te beschermen tegen afkalving. Verdorie toch, dit waterhoentje wil naar de oever gaan, want daar gaan zij het liefst hun kostje scharrelen. Zou het lukken om daar te komen?
Ja! Het lukt! Hun nest maken ze aan de oever verstopt op de grond, of in struiken en soms wel eens in bomen. Als het vrouwtje zit te broeden komt het mannetje vaak naar haar toe met een stukje riet of iets dergelijks. Tussen de bedrijven door bouwt hij soms nog enkele nestjes. Dat doet hij om zijn kindjes te verwennen. Het zijn fijne rustplaatsen voor de jonge waterhoentjes. Verder zit vader de hele dag en ook wel ’s nachts te verkondigen dat het daar zijn broedgebied is. Dan hoor je zijn luide: “Kriek kriek!” Waterhoentjes maken ook geluid als ze vliegen. Als je overvliegende vogels “uk uk” hoort roepen, zijn zij het. Na ruim een maand kunnen de kinderen van de waterhoentjes ook vliegen. Waterhoentjes hebben 2-4 broedsels per seizoen. De jonkies van het eerste broedsel helpen dan wel eens mee om voor hun kleine broertjes en zusjes te zorgen. Lief hé?
Waterhoentjes kunnen heel parmantig zwemmen. Ze steken dan hun staart omhoog en maken schokkende bewegingen met kop en staart. Bij gevaar zakken ze onder water tot alleen hun snavel er maar bovenuit komt, zodat ze nog kunnen ademen. Aalscholver![]()
Hier zie je een zwemmende aalscholver. Tijdens het zwemmen liggen zij diep in het water en hun kop wordt dan schuin omhoog gehouden. Deze aalscholver kijkt wel heel blij. Ik denk dat hij zich al verheugt op de vissen die daar in het water zwemmen. Die heeft hij nodig om in leven te blijven. Ze moeten wel veel moeite doen voor de visvangst. Aalscholvers maken niet veel gebruik van de olie uit hun stuitklier. Ze kiezen ervoor om tijdens het vissen nat te worden. Op die manier kunnen zij als een schicht door het water gaan om de nodige vissen te verschalken. Aalscholvers duiken diep. Hebben ze beet? Dan nemen ze hun prooi mee naar de oppervlakte en eten daar hun vangst op. Hun snavel is licht getand. Dat helpt wel om de glibberige vissen vast te houden. In Azië en Afrika zijn mensen die gebruik maken van de visserskunst van aalscholvers. Ze maken de vogel tam en dan mag hij voor hen vissen vangen. Ze doen dan een ring om de nek van de vogel zodat hij ze zelf niet in kan slikken.
Na het vissen zit een aalscholver dus met een nat pak dat weer gedroogd en verzorgd moet worden. Met gespreide vleugels en de kop in de wind krijgen ze hun verenpak weer droog. Een klein half uur hebben ze toch wel nodig om er weer als een mooi geveerde vogel uit te zien. Veren spreiden doen ze niet als het regent. Hun hoge lichaamstemperatuur helpt hen om op te drogen. Als het in de winter te koud wordt trekken ze naar het zuiden. Een aalscholver is een vrij stille vogel. In de broedtijd maken ze wel grommende en gorgelende geluiden. Ze broeden in kolonies. Waar vossen leven nestelen ze in bomen. Slim hé? Elders maken ze ook wel eens nesten op de grond. Beide ouders zorgen voor de nestbouw, het broeden en het voeren van hun 3 of 4 jongen. Pas uit het ei zijn die naakt en zwart. Alleen hun kopjes zijn roze. De meeste jonge vogeltjes sperren hun bekje wijd open zo gauw er een oudervogel bij hen in de buurt komt. Dat spoort de ouders aan om eten te geven. Jonge aalscholvers houden echter hun bek dicht. Zij wachten tot papa of mama de bek openspert. Dan gaan ze op die uitnodiging in, steken hun kopje diep in die opengesperde bek en eten vis. Als de kleintjes dorst hebben geven ze dat wel aan met een geopend bekje. Dan gaan de oudervogels water voor hen halen. Aalscholvers zorgen dus goed voor hun kinderen. Ze beschermen hen onder hun vleugels. Na 2 maanden vliegen hun jongen uit. Die doen er 2 jaar over om volwassen te worden. Sinds 1965 horen aalscholvers bij de beschermde vogels. Mensen mogen hun leven dus niet verstoren. Blauwe reiger![]()
Een reiger is geen echte watervogel. Ze kunnen niet zwemmen. Pootje baden doen ze wel veel. Het zijn waadvogels. Als het water dieper wordt moeten ze weer gauw op de wieken gaan, want in diep water zouden ze verdrinken. Zijn favoriete voedsel leeft wel in het water. Hij eet graag vissen. Ook kikkers en andere waterdiertjes die daar zwemmen vangen ze.
Bij de ingang naar deze visvijver staat op een bordje: VERBODEN VOOR ONBEVOEGDEN De reiger zal zich zeker niet onbevoegd voelen, want zij kunnen vissen als de besten. Daar staat hij dan op een echt visstekje. Roerloos, met een eindeloos geduld, wacht hij tot er eten langs komt. Een hengeltje hebben reigers niet nodig. Met hun vlijmscherpe, spitse dolksnavel spietsen en doorboren zij de prooi. Menselijke vissers gooien hier hun gevangen vissen vaak terug in het water. Reigers doen dat niet, want zij vissen alleen maar als ze honger hebben. Zij slikken de prooi in zijn geheel door.
Deze reiger staat roerloos stil op een pas gemaaid grasveld. Zou hij erge watervrees hebben, of is hij misschien een beetje verward? Hier zwemmen toch geen vissen. Nee hoor, deze reiger weet precies wat hij doet. Hij wacht tot er een veldmuis, een vogeltje, een sprinkhaan of iets dergelijks in zijn buurt komt. Die staan ook op het menu van reigers. Ze eten dus allerlei diertjes. Als zij jongen hebben krijgen die hetzelfde eten. Een oudervogel slikt het eten eerst wel zelf in en vliegt dan naar het nest. Daar braken ze het voedsel weer uit en voeden er de jongen mee. Ze broeden in kolonies. Hun nest is een grote rommelige stapel takken hoog in oude bomen. Elk jaar komen ze naar dezelfde kolonie terug. Het is grappig hoe een mannetje een vrouwtje probeert te veroveren. Dan steekt hij zijn lange nek naar alle kanten en begint dan het nest een beetje te fatsoeneren. Als het vrouwtje dan mee komt helpen weet hij dat de verovering gelukt is. Hun liefdeslied zal wel niet veel indruk maken op de vrouwtjes. Het zijn verschillende schreeuwende, krassende en kokhalzende geluiden. Maar ja, smaken verschillen. Misschien horen zij het toch wel graag. Samen stichten zij een gezinnetje met 3 tot 5 jongen. De oudervogels blijven goed samenwerken. Nadat het eerst ei gelegd is beginnen ze al te broeden. Er is dus nog al een verschil tussen het eerste en het laatste uitgekomen reigertje. De laatste kleintjes overleven het vaak niet. De jongen blijven ca. 50 dagen in het nest. In de broedtijd hebben de oudervogels het druk. Ze moeten ook hun verenpak goed verzorgen. Dat doen ze met hun poederdonskussentjes. Die zitten op hun borst en opzij van hun stuit. In hun poederdonskussentjes groeien veren waarvan de uiteinden in poeder uiteenvallen en daarna weer aangroeien. Het is poeder van uitstekende kwaliteit. Ze maken er hun verenpak mee waterdicht. Reigers lopen heel elegant en nog al deftig. Maar ondertussen loeren hun scherpe ogen rond, want ze willen toch zeker geen enkel lekker hapje missen als ze hongerig zijn of voor jongen moeten zorgen. Vliegende reigers kun je herkennen aan hun ingetrokken hals. Sinds1963 zijn reigers beschermde vogels. Nijlgansen
Een vreemde eend in de bijt. Zijn naam kan hem ergeren, want het is geen gans maar een eend. Wel een beetje een gansachtige eend, vind ik toch. Ze hebben er nooit zelf voor gekozen om in Nederland te verblijven: Ongevraagd zijn zij hier binnengetroond door verzamelaars van exotische vogels. Om voor mij duistere redenen lieten ze hen later doodleuk ontsnappen. Hoe voelden die vogels zich toen, in een vreemd land, waar geen enkele andere vogelsoort hen kende? Terugvliegen naar hun oorspronkelijke woongebied was voor hen onmogelijk. Het enige wat er voor hen opzat was vechten voor hun bestaan. Zij kunnen dat en ze deden het ook. Met succes brachten zij veel jongen voort en een nijlgans is in de Nederlandse natuur een gewone verschijning geworden.
Er is voedsel genoeg voor hen. Hoe hebben de nijlgansen dat opmerkelijke succes bereikt? Ik schreef het al eerder: door te vechten. Strijden tegen de verbouwereerde inlandse vogels om een broedgebied te bemachtigen. Dat lukte alleen maar met zeer agressief gedrag. Aan moed ontbreekt het de nijlgansen niet: Kraaien en zelfs roofvogels verjoegen ze van hun nesten en namen die in beslag. Je kunt dat slim noemen, want een vijand was verdreven en hun bedje al gespreid. Ook nu nog proberen nijlgansen nesten te kraken. Ze nestelen het liefst in bomen. Het vrouwtje bebroedt de 6 tot 10 eieren twintig tot dertig etmalen lang. Het mannetje beschermt haar dan, desnoods met drastische maatregelen tegen ongewenste vreemdelingen. Als de jonge nijlgansjes uit het ei zijn leren ze al vrij gauw hoe hard het leven op aarde kan zijn. De oudervogels duwen hen over de rand van het nest en de kleintjes kukelen dan naar beneden. De meesten overleven deze jumping-act, want hun botten zijn nog zacht en soepel. Daarna wordt het agressieve gedrag van de oudervogels nog fanatieker. Met vlerk en bek worden hun kinderen beschermd tegen alles en iedereen die zich in de buurt van de kleintjes waagt. Er zijn wel eens vogels die zo’n aanval niet overleven. Onze inlandse vogels, die zelf ook niet van agressiviteit ontbloot zijn, moeten dus nog leren omgaan met nijlgansen Hoe reageren mensen op dit alles? Er zijn er die op hoge poten gaan staan en alle in Nederland verblijvende nijlgansen de doodstraf willen geven. Er zijn mensen die nijlgansen gevangen en verkocht hebben aan een boer. Worden ze daar vetgemest voor de menselijke consumptie? Er zijn al landstreken waar jagers een vergunning kunnen krijgen om op nijlgansen te jagen. Er zijn ook mensen die de anderen gerust willen stellen. Zij wijzen op het feit dat hier en daar het aantal broedgevallen van nijlgansen al vermindert. Dat gaat bij vogels meestal zo. En ik? Ik maakte de volgende foto:
Hoezo agressief?
Een vrediger tafereeltje kan ik me niet voorstellen.
Het was eind maart 2009. Tijdens een wandeling rond een visvijver zagen wij twee nijlgansen met 7 jongen.Een kraai die in hun buurt rondscharrelde werd niet weggejaagd.
Een meerkoetje kwam ook heel dicht bij. Het mocht van de nijlgansen daar rustig zijn gang gaan. Ook eenden die nabij waren werden volkomen met rust gelaten.
Toen er twee andere nijlgansen aan kwamen vliegen raakte het ouderpaar in paniek. Het mannetje nam een dreighouding aan en met luid gegak waarschuwden ze de nieuwkomers om maar te verdwijnen. Die deden echter waar ze zin in hadden en landden een eind verderop in de vijver. Papa nijlgans vloog naar hen toe om ze weg te gaan jagen.
Mama nijlgans liep met haar 7 kinderen naar de waterkant.
Ze ging een veiliger plekje opzoeken voor haar kleintjes.
De jonge nijlgansjes bleven heel dicht bij mama zwemmen.
Een eind verderop gingen ze weer aan land. Verscholen in het riet wachtten ze daar tot papa weer terug kwam.
Hoe zal het de nijlgansen in Nederland vergaan? Een veel gehoorde kreet is: Die dieren horen hier niet thuis! Ja, maar waarom haalden we ze dan in huis? De nijlgansen zijn in ieder geval onschuldig. Hen is onrecht aangedaan. Zij verdienen een eerlijke, diervriendelijke, menswaardige behandeling!
Als ik een nijlgans was zou ik tegen de mensen zeggen: “Bezint eer gij begint, want eerst gedaan en dan gedacht heeft menig dier al leed gebracht.” Knobbelzwaan![]()
![]()
Een zwaan is een sprookjesachtig mooie vogel. Een toonbeeld van gratie. Ze verblijven veel op het water dat zij ook als start- en landingsbaan gebruiken. Dat opstijgen en landen is een spetterend gebeuren. Een zwaan is groot en zwaar en heeft een aanloop over het water nodig voordat hij op de wieken kan gaan. Met wat moeite lukt die acrobatische stunt. Hun machtige vleugels moeten in het luchtruim wel in beweging blijven want anders zouden ze neerstorten. Een zweefvliegtochtje is dus voor knobbelzwanen niet weggelegd. Als ze willen landen komen ze in volle vaart richting landingsbaan, steken hun poten vooruit en zijn dan even onzichtbaar door de fontein van opspetterend water die een dergelijke landing teweegbrengt. Even later schudden zij hun veren wat uit en zwemmen sierlijk verder. Zelf zijn ze niet verbaasd over hun vliegkunst. Toeschouwers meestal wel, mondje open van verbazing zelfs.
Soms grazen zwanen wel eens op het vaste land, maar meestal vinden ze voedsel in het water. Dan hebben ze deugd van hun lange hals waar zij diep mee in het water kunnen reiken om waterplanten te bemachtigen. Grondelen kunnen ze ook. Dan komen alleen nog maar hun trappelende poten en staart boven water uit. Onder water duiken doen zwanen niet.![]()
In de broedtijd is het een drukte van jewelste, want er moet een nest gemaakt worden. Het mannetje sjouwt af en aan met het nestmateriaal. Vrouwlief zorgt voor de inkleding van het grote nest dat meestal dicht bij het water ligt. Moeder zwaan legt 5-8 eieren die in het begin zacht groen zijn en later verkleuren naar soms zelfs glanzend bruin. 38 etmalen moet er gebroed worden. Ik heb waargenomen dat vrouwtje en mannetje dat bij toerbeurt deden. Andere watervogels hebben al lang een veilig heenkomen gezocht, want zwanen verdedigen hun territorium vrij agressief. Ook tegen mensen die te dichtbij komen. Heel woedend sissen en knorren ze naar hun belagers. Het is je geraden om je dan te verwijderen, want hun sterke snavels en vleugels zijn geduchte wapens.
Zwaan in dreighouding. De jongen zijn nestvlieders. Ze kunnen dus al snel na het uitkomen het nest verlaten. De jongen worden door beide ouders een jaar lang verzorgd. Daarna moeten ze op eigen poten staan en worden door de oudervogels verjaagd. Ze kunnen na 4 tot 5 maanden vliegen. De oudervogels blijven wel bij elkaar, want zij zijn een paar voor het leven.
Als zij zich op hun gemak voelen durven ze ook duttend te broeden. Dit riant gelegen nest bevond zich bij de Moezel in Duitsland. De manier waarop zwanen in de Nederlandse natuur terecht gekomen zijn, is vergelijkbaar met die van de nijlgansen. In het verleden waren er zwanenboeren. Zij fokten de dieren voor het vlees en de donsveren. Heel goed is dat niet bevallen want ze stopten ermee. Daarna zijn er zwanen in de natuur terecht gekomen. De inlandse vogels hebben zich aangepast aan hun aanwezigheid en zoeken, als dat nodig is, tijdig een veilig heenkomen. Nu verblijven er in Nederland 3000 - 4000 broedparen. Hun oorsprong ligt in het noorden van centraal Europa, in het zuiden van Scandinavië en rond de zwarte zee. Kokmeeuw
Kokeeuwen kunnen behendig zwevend door het luchtruim gaan. Zwevend op de wind bewegen ze dan zo nu en dan een vleugel om in evenwicht te blijven. Ze kunnen ook duiken en zwemmen, want ze hebben zwemvliesjes tussen de tenen. Ook op het land kunnen ze zich vrij goed voortbewegen. Hun kostje scharrelen ze dus op zeer verschillende plekjes bij elkaar. In en bij het water, op pas geploegde akkers, in weilanden, bij kinderboerderijen en zelfs op vuilnisbelten. Overal waar voedsel te halen is zie je ze verschijnen. Het zijn echte alleseters. Broeden doen ze gezellig met een heleboel samen, heel dicht bij elkaar, in zogenaamde broedkolonies.